Vlaamse Opera Antwerpen

Antwerpen kent al een operatraditie sinds 1661. Toen openden de Aalmoezeniers een schouwburg op de Grote Markt. Daar kon het publiek kennis maken met hoofdzakelijk Franse en Italiaanse opera's en sporadisch ook een opera op Nederlandse tekst. In 1709 verhuisden zij naar het Tapissierspand op de plaats waar de huidige Bourlaschouwburg staat. Een brand in 1746 zorgde voor een wederopbouw van het pand dat als naam Grand Théâtre droeg. In dit theaterhuis dat tijdens het Hollands bewind de naam Théâtre Royal kreeg, werd hoofdzakelijk een Frans repertoire opgevoerd.

 

Het muzikaal toneel in Vlaanderen kreeg pas later pas voet aan de grond. Het Nationaal Vlaamsch Tooneel was opgericht met de bedoeling enkel opvoeringen van drama en komedie in de Nederlandse taal uit te voeren. In het begin in 1853 vonden hun opvoeringen plaats in het grote nieuwe Théâtre des Variétés. Dat was opgericht toen de plannen opgingen om een groter theater te bouwen op de Komedieplaats waar vandaag de Bourlaschouwburg staat. Vanaf 1834 werd het Théâtre des Variétés uitsluitend gebruikt voor Nederlandse komedie en dit duurde tot 1897.

 

In 1874 verhuisde het Nationaal Vlaamsch Tooneel naar een nieuw theater aan de Kipdorpbrug. Dit theater was ontworpen door Pieter Dens, de stadsarchitect, en kreeg de naam De Nieuwe Schouwburg. Ondertussen vestigde een Vlaams opera gezelschap zich in het Alhambra Theater in Brussel, maar hun pogingen om naam te krijgen, leverden niets op en een jaar later werd het gezelschap ontbonden. Toch werd er vooruitgang geboekt en was Vlaams theater een realiteit in Antwerpen. Rond diezelfde tijd probeerden Vlaamse componist hun Vlaams werk aan de man te brengen. Peter Benoit, directeur van het Koninklijk Vlaams Conservatorium, was een van de drijfkrachten achter de vooruitgang dat het genre boekte. Een ander voorval dat mee aan de wieg stond van de Vlaamse Opera is een conflict tussen de leden van het orkest en de directie van het Théâtre Royal Français. Het resultaat van dit conflict was dat het hele orkest op staande voet ontslagen was in 1890. Op datzelfde moment zaten een aantal Vlaamse muzikanten - waaronder Paul Billiet, Henry Fontaine, Constant Lenaerts en Jan De Smet - in Café Victoria, hun favoriete ontmoetingsplaats te dromen over de representatie van Vlaams werk in Belgische theaters. Edward Keurvels, de dirigent van het orkest van de Nieuwe Schouwburg zag zijn kans toen het orkest van het Théâtre Royal Français op straat stond, en verwelkomde hen met open armen. Dit was een mooie kans om Vlaams werk voet aan de grond te laten krijgen in Antwerpen.

 

Keurvels drukte zijn ideeën door, maar wenste wel dat de stad hen van een speciale subsidie voorzag. Het Lyrisch Tooneel werd opgericht om in de eerste plaats lyrische drama's op te voeren. Dit waren geen opera's zoals men ze nu kent. Charlotte Corday van Peter Benoit was bijvoorbeeld een soort van operavorm, zeer bombastisch zonder aria's maar met een mengeling van Wagneriaanse muziek en Franse spreekopera's uit de achttiende eeuw. Dit genre werd moeilijk ontvangen door het publiek dat eerder grote, gekende opera's in de Nederlandse vertaling prefereerde. Toch hielp dit om Vlaamse creaties de weg te laten vinden naar het theater.

 

Tussen 1890 en 1893 was het lyrisch drama het genre bij uitstek bij het Lyrisch Tooneel met heel af en toe een opera. Charlotte Corday van Peter Benoit was het inhuldigingswerk op 18 september 1890. Ondertussen sloegen de bas Henry Fontaine en Peter Benoit de handen in elkaar om de Vlaamse Opera op te richten. Op 20 juni 1893 kregen ze eindelijk de nodige subsidies van de stad en op 3 oktober van datzelfde jaar ging de Vlaamse Opera van start onder de naam Nederlandsch Lyrisch Tooneel met de opera De Vrijschutter. Vanaf dan het de Frans opera in Antwerpen een volwaardige Vlaamse tegenhanger. Ondertussen drong een nieuwe schouwburg zich op. Het gezelschap van Edward Keurvels speelt namelijk nog altijd in het theater op de Kipdorpbrug maar daar er nog een ander gezelschap huisde, was de zaal slechts op bepaalde dagen vrij. Op 16 juli 1896 gaf de gemeenteraad de toestemming om een nieuwe schouwburg op te richten. Het gebouw zou ontworpen worden door de stadsarchitect Alexis Van Mechelen en de constructie begon op 1 februari 1906.

 

 

Het nieuwe theater aan de Kunstlei (nu de Frankrijklei) dat nog niet volledig voltooid was, opende de deuren op 18 oktober 1907 met de opvoering van De Herbergprinses, geleid door de componist Jan Blockx zelf. Het neobarok gebouw in Lodewijk XVI-stijl werd volledig voltooid in 1909. Sindsdien is dit het huis van de Vlaamse Opera in Antwerpen. In 1920 veranderde de naam in Koninklijke Vlaamse Opera, na de fusie in 1981 tussen de Koninklijke Vlaamse Opera van Antwerpen en Gent is de opera in Antwerpen weer gekend als Vlaamse Opera Antwerpen.