De Munt

Op het einde van de zeventiende eeuw, was opera in Brussel voor het eerst te vinden op de Quai au Foin (Vijfhoek). Rond diezelfde tijd kwam in Antwerpen opera op gang op de Grote Markt.

 

In 1964 openden de Romeinse financier Giovanni-Paolo Bombarda en de Venetiaanse componist Pierre-Antoine Fiocco het eerste private lyrische theater. Op 20 januari 1695 opende het eerste nieuwe theater voor publiek in een hal op de Quai au Foin en gaf het een eerste uitvoering. Bombarda werd op dat moment bemoedigd door de toenmalige gouverneur Maximilien Emmanuel de Bavière om de hoofdstad te voorzien van een eigen vooraanstaand theater dat de stad waard was. De locatie werd gekozen op de plaats van het Hôtel d'Ostrevant waar in de vijftiende eeuw een muntslagerij gevestigd was, vandaar de naam "De Munt".

 

Bombarda ging een contract aan met de Venetiaanse architect Paolo Bezzi en in 1697 begon de constructie van de nieuwe schouwburg. Twee jaar later verloor Bombarda het vertrouwen in de architect en gaf de opdracht door aan Bezzi's neef, Pedro Bezzi. Op het einde van het jaar 1699 werd het theater opgeleverd. De inhuldiging vond plaats op 17 november 1700 met een uitvoering van Lully's opera Atys. Hoewel het een nieuw gebouw was, leed het al snel onder de tand des tijd. De hele constructie aan de binnenkant van het gebouw was van hout en het raakte al snel in verval.

 

De architect Wailly werd in 1784 gevraagd om plannen te ontwerpen voor een nieuw theater, maar uiteindelijk kwam er niets van in huis. In 1791 kwam diezelfde Wailly met nieuwe plannen maar ook deze bleven ongebruikt. Pas op 9 maart 1817 werden de eerste stappen ondernomen voor een nieuw theater. Deze opdracht kwam toen vanuit Frankrijk, onze streken stonden toen onder Franse voogdij. Het nieuwe theater zou achter de eerste locatie opgetrokken worden en zou een deel innemen van de tuinen en een oude begraafplaats van een Dominicanenklooster. De plannen werden getekend door Louis Damesne en zo kennen we De Munt nu nog.

 

Op 25 mei 1819 werd de eerste opvoering in dit nieuwe theater getoond en in juni werd het oude originele theater gesloopt. Na een periode van speelverbod, geeft Koning Willem I der Nederlanden de toestemming om opnieuw uitvoeringen ten tonele te brengen. De eerste opera die deze eer krijgt is De Stomme van Portici van de Franse componist Daniel François Auber op 25 mei 1830. Deze opera was de katalysator voor de revolutie die zou leiden tot de onafhankelijkheid van België.

 

Een volledige renovatie vond plaats in 1854 onder leiding van architect Sechan. Tijdens die periode werd ook het fronton "Les Passions Humaines", een werk van Eugène Simonis, geïnstalleerd. Maar op 21 januari 1855 sloeg het noodlot toe. Het volledige gebouw werd in de as gelegd door een hevige brand, op de buitengevels na. Joseph Poelaert kreeg de opdracht toevertrouwd het interieur weer op te bouwen. Hij ontwierp de theaterzaal naar Italiaans model en ook de foyer is nog steeds van zijn hand. Op 24 maart 1856 opent de schouwburg opnieuw met een lang vergeten opera van Jacques Halévy, Jaguarita l'Indienne. In 1876 vindt er een laatste renovatie plaats onder leiding van de architect Bordiau die de hoogte van het fronton en het plafond verhoogt voor een ventilatiesysteem. Dit zouden de laatste renovaties zijn voor de komende honderd jaar in de geschiedenis van De Munt. Pas in 1985-86 wordt de schouwburg uitgebreid, gerestaureerd en gemoderniseerd onder leiding van Gerard Mortier.

 

De Muntschouwburg is nu gekend als Nationale Opera van België.