Théâtre Royal Français

De kiem van de opera in Antwerpen startte in 1661 met de opening van het theater op de Grote Markt, "De Oude Voetboog". Deze hal was gelegen in het Spaanse deel van de stad en werd uitgebaat door aalmoezeniers die instonden voor de armen. De inkomsten van verschillende opvoeringen gingen naar het goede doel, een overeenkomst die vaak voorkwam in de Nederlanden. Entertainment was toen een belangrijk ingrediënt in het leven van de Antwerpse burgers. Dat is te zien aan het feit dat er op dat moment niet minder dan zeven theaters verschillende producties van opera opvoerden. Ondanks alle financiële problemen om te overleven, werden er toch renovaties toegepast in 1695 om de gegoede burgerij aan te trekken. Op termijn wordt het theater op de Grote Markt inderdaad een ontmoetingsplaats voor mensen van de aristocratie. Vanaf 196 werden Franse artiesten belangrijker en verloor de opera wat van zijn Vlaamse karakter.

 

Dit bleef onveranderd toen de Aalmoezeniers verhuisden naar het Tapissierspand in 1709 op de Komedieplaats. De centrale hal van dit pand werd omgebouwd tot theater. In de jaren die volgden breidde het theater uit en werd het meer een meer een operahuis in plaats van een tapijtenmarkt. Rond deze tijd werden de opvoeringen ook meer en meer internationaal qua stijl en presentatie, met als resultaat dat er enkel Franse opera's en Italiaans werk van een Italiaans gezelschap vertoond werd. Het aristocratische van het theater zorgde er voor dat de aalmoezeniers verhuisden naar een kleinere hal in de Orgelstraat waar vooral de populairdere genres gespeeld werden.

 

Het Tapissierspand onderging echter hetzelfde lot als verscheidene operahuizen over heel de wereld: het werd in as gelegd in 1746 door een hevige brand. Een tweede theater werd op dezelfde plaats opgericht. Het was ontworpen door de architect Engelbrecht Baets. Doorheen de jaren was deze schouwburg gekend als "La Comédie" onder Frans bewind, "Grand Théâtre" (1816) en "Théâtre Royal" door koning Willem I van Nederland. Het nieuwe gebouw werd ingehuldigd in 1753 en kreeg een uitbreiding in 1782.

 

De inwoners van Antwerpen brachten meer en meer hun vrije tijd door met opera's, spelen, bals en gokken en de bouw van een nieuwe en grotere hal drong zich op. Vanaf 1801 maakte men plannen om het 18de eeuwse theater volledig af te breken en te vervangen door een nieuwe schouwburg. Ondanks verschillende plannen, ontwerpen en voorstellen kwam er lange tijd niets terecht van een nieuwe bouw. Stadsarchitect François Verly (1760-1822) leverde een eerste sober ontwerp maar het bleef onuitgevoerd. In 1816 werd opnieuw voorgesteld om over te gaan tot afbraak, maar de administratie van het armenbestuur werkte tegen. In 1818 wordt een derde poging tot afbraak of verbouwing ondergaan door een wedstrijd die door de Academie voor Schone Kunsten georganiseerd werd, maar wederom komt er niets uit de bus omdat de ontwerpen financieel onvoldoende uitgewerkt waren. Ondertussen werd het Théâtre Royal een doorn in het oog van het Antwerpse stadsbestuur. Zij wensten een nieuwe, grote schouwburg, evenwaardig aan de schouwburgen in andere grote steden. In 1820 wordt Pierre Bourla (1783-1866) door het stadsbestuur gelast met een ontwerp voor een dergelijke schouwburg. In de zomer van 1829 startten dan eindelijk de afbraakwerken. Het Tapissierspand moest wijken voor de Temple pour les Muses van Pierre Bourla die voltooid werd in 1834 en ingehuldigd met de opera La Dame Blanche. De schouwburg werd toen behuisd door het Théâtre Royal Français, een Franstalig gezelschap dat vooral een Frans repertoire ten tonele bracht. Er werden vele pogingen gedaan om een operacultuur in de nationale taal op te richten maar dit stuitte op protest van de Franssprekende bourgeoisie die niets te maken wilden hebben met de Nederlandse taal, de taal van "plebs". Pas vanaf 1893 zal er een aanzet komen tot Vlaamse opera (zie Vlaamse Opera Antwerpen).

 

De Bourlaschouwburg staat er nu nog altijd en wordt behuisd door Toneelhuis, dat een fusie is tussen de Koninklijke Nederlandse Schouwburg en de Blauwe Maandag Compagnie.

 

De bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen is in het bezit van een collectie foto's van zangers die tijdens het interbellum deel uitmaakte van het gezelschap dat in het Théâtre Royal zong. Hier vindt u een link naar de fotopagina. Opgelet, het kan even duren om alle foto's in te laden.