Vlaamse liederendatabank

Een lieve naam

Er is een naam, zo lief en zacht
als ’t sterrekijn dat helder lacht
in ’s hemels blauwe velden,
in ’s hemels blauwe velden.
Een naam, die in mijn droefgemoed
een geur’ge balsem dalen doet.
Een naam, die in mijn droef gemoed
een geur’ge balsem dalen doet.
Die naam, uw naam, die naam zo zoet,
een engel kwam aan d’aard’hem melden:
Maria, Maria, Maria, Maria!

Er is een naam, zo schitt’rend schoon
als ’t glorievuur, dat van Gods troon
heenbliksemt zijne stralen,
heenbliksemt zijne stralen.
Een naam, die steeds verrukt, bekoort,
wiens glans me diep door ’t harte boort.
Een naam, die steeds verrukt, bekoort,
wiens glans me diep door ’t harte boort.
Die naam, uw naam, hij prijkt en gloort
verrukkend ook in ’s hemels zalen:
Maria, Maria, Maria, Maria!

Er is een naam, die sidd’ren doet
het duiv’lenheir, die ’t hels gebroed
in d’afgrond neer komt dond’ren,
in d’afgrond neer komt dond’ren.
Een naam, mijn kracht in felle strijd,
die ‘k als mijn leus roep wijd en zijd.
Een naam, mijn kracht in felle strijd,
die ‘k als mijn leus roep wijd en zijd.
Die naam, uw naam, die ons bevrijdt
van satans juk, verricht staag wond’ren:
Maria, Maria, Maria, Maria!