Vlaamse liederendatabank

Muzikantendronk

Hei-sa! Wakk’re kunstenaren,
gij die pijp en trompen blaast
of kunt tov’ren op de snaren
dat het iedereen verbaast:
juichen w’om die gunsten,
want in ’t koor der kunsten
Ut, ut, ut, re, mi, fa, sol,
doen wij de grootste rol.
Ut, ut, ut, re, mi, fa, sol,
doen wij de grootste rol.

Waar wij onz’ tonen niet verheffen,
kent men geen oprecht vermaak,
kan de min haar doel niet treffen
en verliest de wijn zijn smaak.
Alle jonge schonen
luist’ren naar de tonen,
Ut, ut, ut, re, mi, fa, sol,
der zonen van Apol.
Ut, ut, ut, re, mi, fa, sol,
der zonen van Apol.

En daar wij niet graag verwelken
als een bloem in ’t dorre zand,
doen wij thans de holle kelken
nogmaals vullen tot de rand.
Wij zijn moe van razen,
hospes, schenk de glazen,
Ut, ut, ut, re, mi, fa, sol,
nog eens boordevol.
Ut, ut, ut, re, mi, fa, sol,
nog eens boordevol.
Hei-sa!