'Emile Vloors' voortreffelijke schepping'

8 maart 1901
Sterfdag van Peter Benoit. Na zijn dood belooft het Antwerps stadsbestuur om ter zijner ere een gedenkteken op te richten.

23 maart 1906
Antwerpse beeldhouwers eisen dat enkel Antwerpenaren mogen deelnemen aan de ontwerpwedstrijd die het stadsbestuur uitschrijft.

6 augustus 1906
De gemeenteraad beslist dat 'voor het oprichten van een gedenkteeken voor Peter Benoit een prijskamp zou worden uitgeschreven tusschen de beeldhouwers die te Antwerpen hun kring hunner werkzaamheden hebben; dat te dien behoeve een krediet van 75,000 frank zou worden voorzien, om het gedenkteeken uitsluitend op stadskosten te doen verrijzen, en dat het zou geplaatst worden in het midden der gewijzigde wegenis van de Kunstlei, vóór het gebouw der Vlaamsche Opera.'

8 november 1906
De Commissie voor Schone Kunsten, onder voorzitterschap van schepen Frans Van Kuyck, keurt het 'programma voor den wedstrijd uit te schrijven voor het oprichten van een gedenkteeken voor Meester Peter Benoit' goed.

4 november 1907
De Commissie voor Schone Kunsten gaat naar de Kunstlei 'om ter plaatse waar het gedenkteeken moet oprijzen, de hoogte van dit laatste vast te stellen.' In overleg met de stadsbouwmeester zal beslist worden of het monument 8 meter of 8,50 meter hoog mag worden.

5 november 1907
De Commissie voor Schone Kunsten beslist het wedstrijdregelement voor te leggen aan de gemeenteraad.

9 december 1907
De gemeenteraad keurt het wedstrijdreglement goed, waarin de eis van de Antwerpse beeldhouwers is opgenomen.


13 december 1907
Het stadsbestuur schrijft Frans Huygelen (1878-1940) - in Antwerpen geboren en opgeleid, maar in Schaarbeek actief - dat het regelement uitdrukkelijk bepaalt dat alleen de kunstenaars, die te Antwerpen hun werkkring hebben, aan den prijskamp mogen deelnemen. 'Diensvolgens kan u geene toelating worden verleend om deel te nemen.'

1 maart 1908
Indiendatum voor de ontwerpen.
Aangezien zowat alle Antwerpse beeldhouwers van naam en faam hebben deelgenomen, wordt beslist om de jury met vier in plaats van twee buitenlandse leden uit te breiden.

20 mei 1908
Het College van Burgemeester en Schepenen beslist dat de 'keurraad' (de jury) zal bestaan uit Frans Van Kuyck (voorzitter) en de Franse beeldhouwers Albert Bartholomé (1848-1929), Alexandre Charpentier (1856-1909), Antonin Mercié (1845-1916) en Auguste Rodin (1840-1917) als leden, en Jean-Paul Aubé (1837-1916) en Jules Desbois (1851-1935) als toegevoegde leden.

25 mei 1908
In de Academie voor Schone Kunsten komt de jury samen om de 26 anoniem ingezonden maquettes te beoordelen en de zes beste ontwerpen te selecteren. De ontwerpen zijn van de hand van Jules Baetes (1861-1937), Edward Deckers (1873-1956), Frans Jochems (1880-1949), Arthur Pierre (1866-1938), Emile Vloors (1871-1952) en Jules Weyns (1849-1930).
Bij het ontwerp van Vloors wordt wel gestipuleerd: 'L'ensemble ne peut être exécuté pour le prix stipulé.'

29 mei 1908
Het College van Burgemeester en Schepenen laat de zes beeldhouwers weten dat ze geselecteerd zijn.

15 oktober 1908
De finalisten hebben hun ontwerp in een gipsmodel op een schaal van 1/5 moeten realiseren. Uit die zes modellen kiest de jury, onder impuls van Rodin, het ontwerp van Emile Vloors die zijn ontwerp mag realiseren. De andere finalisten krijgen een premie: 2.000 fr. voor Edward Deckers, 1.500 fr. voor Arthur Pierre, 1.000 fr. voor Jules Baetes, 750 fr. voor Jules Weyns en 500 fr. voor Frans Jochems. Bovendien krijgen ze andere opdrachten vanwege het stadsbestuur in het vooruitzicht gesteld.
Vloors' ontwerp wordt als volgt beschreven: 'Benoit gezeten op een voetstuk in denkende houding. Uit te voeren in brons, 8 meters hoogte. Achter het voetstuk is eene vrouw gezeten met een bloementuil in de hand. Het benedendeel van het beeld, in gepolijst graniet, is sober van lijnen.
Men weet dat M. Vloors in den schiftingsprijskamp een veel grooter werk had ingeleverd, dat buiten de voorwaarden van den wedstrijd liep; een reusachtig ontwerp, dat de gansche square zou ingenomen hebben en dat oneindig meer dan het bestek zou gekost hebben.
Het thans bekroonde ontwerp is het middenstuk van het oorspronkelijke ontwerp van M. Vloors.'
Vloors' gelauwerde inzending verschilde dus van wat hij in de voorbereidende wedstrijd had voorgelegd, wat tegen het reglement indruiste.

21-25 oktober 1908
De ontwerpen worden tentoongesteld in de Academie voor Schone Kunsten.

23 oktober 1908
De tentoonstelling zorgt voor controverse: sommigen menen dat de wedstrijd moet worden nietig verklaard omdat het winnende project niet aan het reglement voldoet, terwijl anderen vinden dat Vloors' oorspronkelijke ontwerp in zijn geheel moet worden uitgevoerd.
Antwerpse kunstenaars, schrijvers en componisten publiceren een open brief waarin ze het gemeentebestuur aansporen om 'tegenover eene buitengewone verschijning als Emile Vloors' voortreffelijke schepping, een besluit te nemen, dat, vertrouwen wij, bij onze kunstenaars en onze kunstzinnige bevolking algemeene en geestdriftige instemming zal vinden, namentlijk het gedenkteeken aan Peter Benoit te doen uitvoeren zóó als het door den kunstenaar oorspronkelijk werd gedacht.' Ze prijzen het ontwerp dat uitmunt 'door een stoute opvatting, door monumentale verhouding, door sierlijke en toch sterke plastische schoonheid. Het is een ware schepping, geboren uit eene warme kunstenaarsverbeelding, uit een geest door klassieke voorbeelden ontwikkeld.'
De brief is ondertekend door culturele prominenten als Max Rooses, Pol De Mont, Emmanuel De Bom, Frans Franck, Frans Van Kuyck, Walter Vaes en August Monet, en door drie leerlingen van Benoit: de componisten Jan Blockx, Lodewijk Mortelmans en Emile Wambach.

23 november 1908
De gemeenteraad volgt de rangschikking van de jury. Verschillende raadsleden wijzen er wel op dat het winnende ontwerp niet conform het programma is en een gereduceerde uitvoering van Vloors' ontwerp 'veel min schoon' zou kunnen uitvallen. Er wordt beslist 'wat de uitvoering van het gedenkteeken betreft, geen besluit te nemen, daar in eene volgende vergadering van den Raad, de Commissie voor Schoone Kunsten desbetreffende een nieuw voorstel wenscht te doen.'

14 januari 1909
De Commissie voor Schone Kunsten zal voorstellen 'aan den heer Emile Vloors te vragen welke prijs hij stelt enkel voor het boetseeren der figuren van zijn eerste ontwerp, nl. dat ingezonden voor den voorbereidenden prijskamp, en voor het leveren der uitvoeringsteekeningen van het doorlopend voetstuk.'

19 januari 1909
De gemeenteraad keurt het voorstel van de Commissie voor Schone Kunsten goed.

22 januari 1909
Het College van Burgemeester en Schepenen stuurt de finalisten een brief met de vraag om hun maquette te komen ophalen, 'bij gebrek aan eene geschikte plaats voor het bergen der ingezonden ontwerpen.'

29 maart 1909
Vloors laat het stadsbestuur per brief weten dat voor het leveren van de plaasteren modellen en van de tekeningen op uitvoeringsgrootte, voor het concept en voor het toezicht op de uitvoering, zijn gage 275.000 fr. zou bedragen.

2 juli 1910
De Commissie voor Schone Kunsten buigt zich over de vraagprijs van Vloors, maar vindt geen oplossing.

25 november 1910
De Commissie voor Schone Kunsten vergadert opnieuw, 'zonder dat met den kunstenaar eene voldoende overeenkomst kan getroffen worden.'
Volgens het bestek zou het gedenkteken 816.725 fr. kosten.

6 december 1911
Op de bijeenkomst van de Commissie voor Schone Kunsten laat stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen (1864-1919) weten dat de kostprijs hoger zal uitvallen omdat de prijs van het graniet hoger ligt. Vloors is op de vergadering aanwezig. Voorzitter Van Kuyck deelt hem mee dat zijn vraagprijs te hoog ligt en vraagt hem 'of hij niet genegen wezen zou zijn laatste ontwerp eenigszins in te krimpen.'



Het project strandde op de te hoge kostprijs. Na de Eerste Wereldoorlog bleef het lange tijd stil rond het gedenkteken. Pas in het vooruitzicht van het eeuwfeest van de geboorte van Benoit komt er opnieuw enige beweging in het dossier:

31 januari 1933
De juridische dienst van de stad Antwerpen besluit, na studie van het dossier rond het gedenkteken, dat er geen formele overeenkomst was tussen het stadsbestuur en Vloors: 'In die omstandigheden, bestaat m.i. geen enkel bezwaar tot uitvoering van een monument Peter Benoit door derden; het moet echter wel verstaan zijn dat daarbij het ontwerp Vloors niet als basis zal dienen; wel voorziet het reglement van den prijskamp uitgeschreven in 1906 dat de beloonde ontwerpen eigendom worden van de Stad, maar in de omstandigheden waarin de zaak zich voordoet, is het voorzichtig den schijn niet te wekken dat de Stad nog aan uitvoering van het ontwerp Vloors denkt.'

14 december 1943
De juridische dienst schrijft aan de burgemeester en schepenen dat de zaak Vloors verjaard is, aangezien 'de jongste stukken in het dossier dagteekenen van 1911.' Men wijst er wel op dat 'vermits de stad zinnens was het winnende ontwerp te laten uitvoeren, de bekroonde ontwerper beloond zou worden door hetgeen hij voor de uitvoering zou ontvangen. Nu is het echter nooit zoover gekomen met het gevolg dat Mr. Vloors, alhoewel zijn ontwerp bekroond werd, niets ontving, terwijl de vijf op hem volgende mededingers premiën kregen. Hij is dus ontegensprekelijk benadeeld.
En hij is het te meer daar hij zich meer werk dan de andere kunstenaars moest getroosten. Uit het dossier blijkt inderdaad dat hij, om te voldoen aan de wenschen uitgedrukt door de Stad tijdens de onderhandelingen gevoerd in 1909-1910-1911, bijkomende modellen, teekeningen en berekeningen voorlegde.'
De dienst wijst er verder nog op dat het in geval van uitbetaling niet noodzakelijk is om interesten uit te keren: 'De heer Vloors heeft het inderdaad aan zichzelf te wijten dat hij de zaak zoolang liet rusten en ze zelfs liet verjaren.'

Vloors bleef uiteindelijk met lege handen achter: hij werd niet betaald en zijn ontwerp werd niet gerealiseerd. Wat rest zijn enkele foto's van het ontwerp en een door de tand des tijd aangevreten maquette op de zolder van het Letterenhuis in Antwerpen.


Bronnen:
Amand de Lattin, Beroemde medeburgers: het Antwerps beeldenpatrimonium, Antwerpen (Lectura), 1951.
Annemie Havermans, Het Benoitgedenkteken door Henry van de Velde in Antwerpen, in Vlaanderen, jrg. 50 nr. 2, maart-april 2001, p. 100-102.
Felixarchief Antwerpen, MA 62.158, Bundel A-H Gedenkteeken Peter Benoit.
Letterenhuis Antwerpen, dossiers Peter Benoit (B 435) en Emiel Vloors (V 7178).